Stel je voor, je komt ’s avonds thuis van je werk en je
kijkt in je tuin en je kijkt geschokt recht op twee gestripte, naakte bomen. De
krulwilg en de treurwilg waar je recht op uitkijkt zijn gereduceerd tot een
skelet. Er borrelde van alles bij mij op dat ik lang nog niet gevoeld had.
Waarom hadden de buren dat niet eventjes komen zeggen? Ah ja, we hebben er geen
contact mee. Mensen die houten panelen rond hun tuin hebben gezet en een
zwembad te midden de tuin. Heb ruzie gemaakt met de wettelijke eigenares van de
bomen en geweend bij het avondeten omdat ik naar hier ben komen wonen voor het
groen maar ik ben een paar illusies minder rijk en wordt er elke dag mee
geconfronteerd dat ik niet op het platteland of boerenbuiten woon (dan had ik
verder moeten kruipen, over Merelbeke) maar in een half verstedelijkt gebied.
Nu het leed heeft een half jaar geduurd en het is terug mooi groen, de bomen
zijn terug aangekleed en bieden terug een minder doods zicht. Maar mijn reactie
was er een die je weinig ziet bij mij, was er die avond het hart van in…voor
twee bomen bij de buren.
We spoelen ongeveer een jaar verder en ik sta klaar voor
een gesprek bij een interimkantoor om nog eens een gooi te doen naar een
betaalde bezigheid. Moet met de auto gaan en als ik op de oprit sta zie ik dat
ze van plan zijn om de linden aan de straatkant te snoeien. Dit komt niet goed
denk ik bij mijzelf en ga vlug terug naar binnen om op een kaart te schrijven
dat ze van de boom moeten blijven recht voor mijn deur. NIET SNOEIEN, en ik
plak het met kleefband aan de stam van de boom en vertrek naar Lokeren en
terug. Die boom had al een gebroken tak gehad waardoor hij haaks naar beneden
ging van een camion die er tegen gereden was bij het leveren bij de buren maar
dat heb ik met de mantel der liefde bedekt en getracht niet te veel aandacht
aan te besteden.
Een paar uur erna kom ik in de straat gereden maar is het
al gebeurd. De altijd lachende afrikaan van de groendienst heeft de linde voor
het huis fenomenaal aangepakt met de zaag op een verlengstok. Het papier waarop
ik geschreven had ligt onder de takken op de grond. Geen bijsnoei maar zware
hoofdtakken liggen er gesneuveld bij. De boom ziet er nu laconiek uit, maar
toch niet zo opgewekt als de afrikaanse collega die ik niet van zijn goed
humeur kan brengen en die niet inziet welke ravage hij heeft aangericht al
stond ik het daar met handen en voeten uit te leggen dat de kruin langer moet
zijn dan de stam (praat tegen de vaak). Het was een evenwichtigen, mooie boom waar
ik de stamscheutjes altijd van af doe. Kan er nu zelf amper nog naar kijken.
In Mariakerke is er een wijk die naar planeten is
genoemd en is ingehuldigd, ergens begin de jaren 80.Een sociale wijk die er verzorgd bijlag, dankzij ons ook. Het
onderhoud was bosmaaien, gras afdoen van de voorperkjes en snoeien van struiken
en bomen. Het was een biotoop op z’n eigen en het contact met de mensen was er
gelijk in een familie soms. Na een tijdje begon je er de mensen te kennen, een
klapke kon er wel eens van af. Mensen die hun voortuin niet zelf konden doen,
moesten wij de voortuin onder handen nemen op vraag van de bewoners. Nieuwe
aanplant kon aangevraagd worden en besteld om door ons dan in de grond te
worden gestoken, hydrangea’s, lavendels... Die luxe zal in de toekomst wel
afgebouwd worden, het was een uitzonderlijke situatie. De grens tussen openbaar
groen en privé was daar gelijk niet bestaande en het heeft mij lang gekost om
te snappen dat het zeker niet overal zo was, om daar een lijn in te trekken
(voor mijn oversten was het ook niet altijd zwart – wit en zo gecommuniceerd).
Bij een examen bij een ander groendienst van een gemeente heeft die meegaande,
vriendelijke houding mij punten gekost. Werken voor de burgers is niet overal hetzelfde.
Nu, op een zonnig dagje waren ik en mijn collega terug
onze eigenste ronde van de wijk aan het doen toen ik in het gras iets
opmerkelijks zag. Blauw, frêle bloempjes met een sierlijk spits achterwerk en
een gesofisticeerde air over hen. Het was wilde ridderspoor! Ze stonden daar
als mannequins die op de catwalk aan het defileren waren en zo op hun eigen
manier naar het publiek turen. Minuten heb ik er op mijn knieën naast gezeten,
gebukt om ze te bewonderen. Ik had er voorzichtig een corridor rond gemaaid en
gevraagd aan mijn collega of hij dat stukje niet wilde afmaaien. Omdat ik hem
wel het een en het ander mocht vragen en mijn botanische grillen erbij nam deed
hij dat ook. Ik heb de bewoners van dat huis met dat voorperkje trachten uit te
leggen dat het een zeldzaam plantje was en ik het wilde behouden en zo heeft
het de hele zomer kunnen bloeien en stond het er. Er groeide ook een boord van
klein kaasjeskruid die zo fris en opfleurend is als geen ander. Het groeit wel
hypergoed als het ergens graag staat en is vertrokken. Naar het einde van het
seizoen toe kwam de vrouw naar mij toe en zei dat het hoekje mee moest genomen
worden en het klein kaasjeskruid ook. Hoe kan je nu met die mensen over
biodiversiteit en bewaring van bedreigde soorten praten? Voor hun moet hun
voortuin gedaan zijn en that is it. Het waren mensen van vreemde origine en wie
bekommert er zich nu over zoiets als wilde ridderspoor? Als mensen gewoon de
schoonheid er konden van inzien. Het nabestaan ga ik niet kunnen bewaken en zeker
niet garanderen. Was zoals een andere vrouw naar een juweel kijkt, zo keek naar
die onbeschrijfelijke kleinoden en was ik in een ander staat die een beetje
extatisch is, had net de mooiste sieraden ooit gezien en wilde ze voor altijd
bij mij houden, bewaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten